Leef jij in armoede? Volg dan maar een spoedcursus ‘bureaucratisch’!

Met de deadline voor het indienen van de belastingaangifte om de hoek, staat het internet weer vol met allerlei handige tips en tricks die je kunnen helpen deze zo goed mogelijk in te vullen. Ook het jaarlijkse reclamespotje van de belastingdienst met de afgezaagde boodschap: “een beetje extra hulp is nooit ver weg” is alweer een aantal weken op tv. Deze overload aan hulp is echter niet overbodig, want uit onderzoek van Een Vandaag blijkt dat één op de drie mensen de belastingaangifte te ingewikkeld vindt. Belastingaangifte doen is ook zeker niet het enige waar je tegenwoordig niks meer van snapt zonder bureaucratisch woordenboek. Dit geldt namelijk ook voor veel van de formulieren die ingevuld dienen te worden wanneer je in aanmerking wilt komen voor sociale en financiële hulp vanuit de overheid. 

De Nederlandse overheid heeft de afgelopen jaren een selectief en activerend beleid gevoerd rondom sociale zekerheid waardoor er strengere regelingen en voorwaarden gelden voor het ontvangen van uitkeringen, toeslagen en andere hulp (NRC).

De focus op het bewijzen van armoede die hierdoor is ontstaan, leidt er niet alleen toe dat steeds meer mensen buiten de boot van het sociale zekerheidsstelsel vallen, maar ook dat het steeds ingewikkelder en moeilijker wordt om de benodigde hulp aan te vragen. Zo moeten mensen die een bijstandsuitkering aan willen vragen controleren of ze niet in aanmerking komen voor een andere uitkering, met als gevolg dat je eerst nog 23 (23!) andere regelingen moet aanvragen (OneWorld). Bovendien maken gemeentes het soms bewust moeilijker om bijstand aan te vragen door veel te bureaucratische termen te gebruiken waardoor het voor veel mensen onduidelijk is wat er van hen wordt verwacht (BNNVara). 

Daarnaast is het invullen van deze formulieren door de constante vraag naar bewijs voor veel mensen een kleinerende en beschamende ervaring. Zo geven veel mensen aan dat ze vernedering voelen door de confrontatie met hun eigen armoede (OneWorld). Het helpt er uiteraard ook niet aan mee dat mensen in armoede tijdens het proces vaak behandeld worden als een nummer in een systeem en de persoonlijke omstandigheden door alle “bureaucratische efficiëntie” naar achteren geschoven worden (Chase, & Walker). Al met al wordt het proces dan ook ervaren als erg stigmatiserend en krijgen veel mensen het gevoel dat het systeem de armen zelf de schuld geeft van hun situatie. Een gevoel dat Michael Jackson al eerder beschreef met de songtekst: “All I wanna say is that, they don’t really care about us”.

Tenslotte is het vertrouwen in sociale zekerheid als een vaste bron van inkomen de laatste jaren sterk afgenomen. Hiervoor zijn de regelmatige terugvorderingen en de strengere controle op fraude een belangrijke reden, met het recente toeslagenschandaal als kers op de taart. Deze terugvorderingen zorgen vaak voor grote problemen en veel stress, omdat juist de mensen die een beroep doen op het stelsel niet de financiële middelen hebben om zo’n klap op te vangen. Ook deze terugvorderingen zijn een gevolg van de inefficiënte bureaucratie, aangezien terugvorderingen vaak komen doordat gerechtigden vergeten om een kleine wijziging door te geven aan het systeem, of doordat er een vertraging in het systeem zit (SociaalBestek).

In zekere zin zou je kunnen zeggen dat door al deze bureaucratische hindernissen, oordelen en valkuilen de inefficiënte bureaucratie tegenwoordig de taal van de armoede is. Leuker hebben de belastingdienst en overheid het aanvragen van steun dus niet gemaakt en ook zeker niet makkelijker, betrouwbaarder of minder beschamend. Veel uitkeringsgerechtigden, die de bureaucratische taal niet spreken, haken dan ook af tijdens het aanvraagproces (Currie) met als gevolg dat veel mensen de sociale voorzieningen en hulp waar zij recht op hebben niet claimen. Dit wordt ook wel niet-gebruik genoemd. De hoeveelheid niet-gebruik verschilt per regeling, maar is extreem hoog bij de bijstand, met ongeveer 35% (Stimulansz). Het bureaucratische systeem streeft hiermee zijn doel, zo efficiënt mogelijk steun te bieden aan mensen die dit nodig hebben, voorbij. Een groot deel van het niet-gebruik zou in mijn ogen voorkomen kunnen worden als we afstand nemen van al het bureaucratische gedoe en toewerken naar een systeem waarin vertrouwen en meer persoonlijk contact centraal staan. In zo’n systeem zou meer ruimte en aandacht zijn voor persoonlijke begeleiding en de persoonlijke omstandigheden van mensen die een aanvraag doen, waardoor meer hulpgerechtigden uiteindelijk steun kunnen ontvangen die niet voor niets voor hen beschikbaar is. Nu de bureaucratie toch niet meer efficiënt is, is het naar mijn inziens de hoogste tijd om te beginnen met het investeren in de mensen in plaats van het systeem. De groeiende armoede in Nederland, die bleek uit het recente rapport van het SCP, maakt niet-gebruik een steeds actueler probleem en het is daarom van belang dat er snel verandering in komt. Mijn pleidooi is dan ook om, als we echt iets voor deze groep willen betekenen en om ze geven als maatschappij, de ingewikkelde bureaucratische taal rondom armoede direct af te schaffen. 

Non-take-up van inkomensondersteunende voorzieningen is tegenwoordig een veel onderzocht en actueel maatschappelijk probleem (Riphahn, 2001). Non-take-up, ook wel niet-gebruik genoemd, wordt door Oorschot (1991) beschreven als het fenomeen dat mensen of huishoudens niet het volledige bedrag aan steun ontvangen waar ze aanspraak op zouden kunnen maken. Het gevolg hiervan is dat zowel het financiële aspect als het motiverende en activerende aspect van ondersteuningsprogramma’s een deel van hun doelgroep niet bereiken. Dit heeft vaak grote gevolgen voor het welzijn van deze mensen (Riphahn, 2001).


De non-take-up cijfers in Nederland zijn de laatste jaren relatief hoog, met ongeveer 18% voor korte termijn toeslagen en 60% voor langdurige toeslagen (Templeman et al., 2011). In de literatuur worden drie redenen aangedragen die een groot deel van de non-take-up zouden kunnen verklaren. Een eerste is een gebrek aan kennis of informatie over het systeem. Templeman et al. (2011) stellen dat onbekendheid met regelingen of het denken niet in aanmerking te komen voor een regeling door de grote hoeveelheid regelingen die er bestaan belangrijke redenen zijn dat mensen geen steun aanvragen. Daarnaast noemen ze de problemen die mensen ervaren wanneer ze dit aanvraagproces wel doorlopen. Currie (2004) verwijst met de term ‘transaction costs’ ook naar de moeilijkheden in dit proces en de tijd en energie die mensen hieraan kwijt zijn. Een tweede reden is het stigma dat vasthangt aan deze regelingen. Het blijkt namelijk dat mensen bang zijn voor de oordelen van anderen (Anderson, et al., 1997; Riphahn, 2001) en die van het systeem (Chase, & Walker, 2012; Templeman, et al., 2011).

Dit laatste wordt volgens Chase en Walker vooral vormgegeven doordat mensen in armoede het gevoel hebben dat ambtenaren hen zelf verantwoordelijk stellen voor hun situatie. De derde veelgenoemde reden voor non-take-up is de onzekerheid die komt kijken bij het aanvragen en ontvangen van steun. Deze motivatie om geen steun aan te vragen kent twee kanten. Allereerst zijn mensen vaak bang om onbewust fraude te plegen door verkeerde gegevens in te vullen (Simonse, Vanderveen, van Dillen, van Dijk, & van Dijk, z.d.; Templeman, et al., 2001). Daarnaast ervaren mensen ook angst voor terugvorderingen en vinden ze de overheid vaak geen betrouwbare bron van inkomen (Simonse, Vanderveen, van Dillen, van Dijk, & van Dijk, (z.d.).
Deze motivaties en redenen voor non-take-up zijn stuk voor stuk direct of indirect te relateren aan de werking van het bureaucratische systeem, waarmee dit een overkoepelende factor wordt in het bepalen van non-take-up. Oorschot (1991) schrijft hierover dat de grote hoeveelheid non-take-up de efficiëntie van de maatregelen ondermijnt. De rol van de bureaucratie in deze maatregelen en de non-take-up van de maatregelen is dan ook te bediscussiëren.

Literatuurlijst

Anderson, P. M., & Meyer, B. D. (1997). Unemployment Insurance Takeup Rates and the After-Tax Value of Benefits. Quarterly Journal of Economics, 112(3), 913–937. https://doi.org/10.1162/003355397555389

Chase, E., & Walker, R. J. (2013). The Co-construction of Shame in the Context of Poverty: Beyond a Threat to the Social Bond. Sociology, 47(4), 739–754. https://doi.org/10.1177/0038038512453796

Currie, J. (2004). The Take Up of Social Benefits. California Center for Population Research. https://doi.org/10.3386/w10488

Riphahn, R. T. (2001). Rational Poverty or Poor Rationality? The Take‐up of Social Assistance Benefits. Review of Income and Wealth, 47(3), 379–398. https://doi.org/10.1111/1475-4991.00023

Simonse, O., Vanderveen, G., Van Dillen, L., Van Dijk, & Van Dijk, E. (n.d.). Waarom mensen geen gebruik maken van sociale voorzieningen. Sociaalbestekpremium.Nl. https://sociaalbestekpremium.nl/sociaal-bestek-2022-editie-6-auteurseditie-blsdfiexk/waarom-mensen-geen-gebruik-maken-van-sociale-voorzieningen/

Templeman, C., Houkes, A., & Prins, J. (2011). Niet-gebruik inkomensondersteunende maatregelen. In eumonitor.eu (No. 2011–31). SEO Economisch Onderzoek. https://www.eumonitor.eu/9353000/1/j4nvgs5kjg27kof_j9vvik7m1c3gyxp/vixr8ixvhxzs/f=/blg157674.pdf

Van Oorschot, W. (1991). Non-Take-Up of Social Security Benefits in Europe. Journal ofEuropean Social Policy, 1(1), 15–30. https://doi.org/10.1177/095892879100100103

Share This Post