Jan en Roderick zijn fictieve personages. Elke gelijkenis met echte personen berust op louter toeval!
Roderick
“Hey pik, ga je mee pilsje doen op het terras vanavond?” Vraagt Roderick aan Jan. Roderick is een eerstejaars rechtenstudent aan de Universiteit van Tilburg. Roderick wil na zijn studie net als zijn vader advocaat worden. Hij is daarnaast opgegroeid in het Ginneken van Breda. Het Ginneken is de plek voor de rijkelui van nu. Het is een jongen die wel houdt van het bourgondische leven en is daarom niet vies van een hapje en/of drankje. Grotendeels van deze uitgaven krijgt hij van zijn ouders gefinancierd. Hij hoeft zich dan ook om geld geen zorgen te maken. Centen heeft deze familie genoeg.
Jan
Op de vraag van Roderick antwoord Jan als volgt: “Nee man, moet nog veel dingen doen voor school”. Jan, een jongen uit een gezin van zes, waarvan vier jongens. De vader van Jan heeft een prima baantje in de Coca-Cola fabriek in Dongen. Zijn moeder is verpleegkundige bij het Amphia in Breda. Jan wil het echter verder schoppen dan zijn ouders. Hij is ambitieus. Hij heeft zich opgewerkt van het MBO naar de universiteit. Hij is daarbij de enige van zijn familie die aan de universiteit gaat studeren. Hij besluit daarbij ook rechten te gaan studeren en zit in de klas bij Roderick. Hij huurt een kamer in Tilburg en zijn ouders hebben niet genoeg geld om zijn kosten te financieren. Hij is aangewezen op Ome DUO.
Zuipen of boodschappen?
Jans antwoord op de vraag van Roderick is natuurlijk complete onzin. Ze hebben allebei hetzelfde rooster en weten van elkaar hoeveel huiswerk ze hebben. Daarom weet Roderick dat er meer speelt. Jan durft niet eerlijk te zeggen waarom hij niet meegaat naar het terras. Hoe gezellig Jan het ook had gevonden, hij heeft er nagenoeg gewoon geen geld voor. Hij moet namelijk nog zijn kapotte laptop laten maken, boodschappen doen en zijn huur nog betalen van zijn studentenkamer in Tilburg. Er moet kort gezegd een afweging worden gemaakt om te zuipen op het terras of te voldoen aan bepaalde basisbehoeften.
Armoede is een begrip dat niet zomaar opgelost is. Het is een probleem dat veel complexer is en niet maar één oorzaak en één oplossing heeft. Zo kan armoede vanuit meerdere oogpunten worden gezien. Zo is armoede vanuit het oogpunt van een student, het gevoel van schaamte over geldproblemen. Er is hierbij sprake van stille armoede. Maar hoe komt dit?
Het taboe
Er heerst nogal een taboe op het spreken over financiële problemen bij studenten. Het is daarbij nogal persoonlijk voor bepaalde mensen om over hun financiële situatie te praten. Wanneer hierover gepraat wordt dan ontstaat er een soort sigma voor deze student. Een soort stempel die zegt: “ik leef in armoede”.
Het is belangrijk om dit taboe te doorbreken. Als jij in armoede leeft als student dan ben je zeker niet de enige. Praat erover. Daar is niks mis mee.
Corona
Het coronavirus heeft een van de grootste invloeden gehad op ons leven. Zo hebben studenten ook een flinke klap gehad, waarbij gedacht moet worden aan de student, wiens bijbaan in de horeca is afgepakt door het coronavirus. Hierdoor kan deze student zijn studentenkamer niet meer betalen en is daardoor weer aangewezen op zijn ouders. Voor een student is het op kamers wonen een gevoel van zelfstandigheid. Dit wordt dan ook zo afgepakt.
Ome DUO
Studeren in deze tijd is duur. Het huren van een kamer, boodschappen doen en ook nog een keertje op het terras zitten is nu de tijd niet meer te betalen. Studenten zijn vaak aangewezen op Ome DUO. Het leenstelsel wordt echter veel bekritiseerd. Het aangaan van een lening wordt vaak niet gedaan door studenten. Zij zijn bang voor de gevolgen van de lening die zij aangaan. Veel studenten kiezen hier dan ook niet voor, waardoor zij in geldproblemen komen. Denk hierbij aan het niet meer kunnen betalen van de huur van de studentenkamer.
Armoede onder studenten is een stilzwijgend probleem. Het taboe om het hierover te hebben met medestudenten is groot en daardoor moeilijk te doorbreken. Zowel de pandemie als het beleid van de afgelopen jaren heeft ervoor gezorgd dat er meer armoede is ontstaan bij studenten. Toekomstig beleid zal ervoor moeten zorgen om dit probleem bij studenten terug te dringen. Zodat de “pechstudenten” weer gewoon studenten worden.
Armoede is een probleem dat niet zomaar is opgelost. Het is zogenoemd een wicked problem.[1] Het is een probleem dat veel complexer is en niet maar één oorzaak heeft en ook niet maar één oplossing heeft. Daarnaast valt armoede ook moeilijk te definiëren. Zo hebben mensen, landen en groepen andere visies van armoede.
Spicker geeft de volgende omschrijving van armoede, namelijk: “poverty is lack of welfare”.[2] Hierin is het belangrijk om te weten te komen wat welfare inhoudt, waarbij het belangrijk is om een onderscheid te maken in absolute armoede en relatieve armoede.
De relatieve armoede ziet meer in de levensomstandigheden van een persoon of groep in verhouding met de omgeving. Zo is deze welfare door de tijd heen nogal veranderd. Vroeger werd het begrip welfare alleen uitgelegd als bijvoorbeeld een dak boven het hoofd hebben. Tegenwoordig wordt welfare ook wel gezien als het vermijden van schaamte. Dit wordt tegenwoordig als basisbehoefte gezien. Mensen leven in een maatschappij waarbij het belangrijk is om erbij te horen. Zo willen mensen niet laten blijken dat zij leven in armoede.
Naast de definitie van armoede is het ook belangrijk om erachter te komen welke verklaringen er zijn voor armoede. Hiervoor kunnen er drie verklaringen worden gegeven. Deze zijn uitgelegd door Alcock.[3] Zo bestaan er de structure, agency en pathologische verklaringen. Structure heeft alles te maken met hoe de markt zich beweegt. Er zijn bijvoorbeeld altijd economische ups en downs en daardoor zullen er altijd mensen de dupe van zijn. Naast structure beschrijft Alcock ook agency. Bij agency wordt er verwezen naar individuele keuzes. Bijvoorbeeld het kiezen voor een andere baan, wat vervolgens toch niet bij diegene past en zonder werk komt te zitten. De derde verklaring voor armoede is de pathologische verklaring. Dit wordt ook wel het individuele schuldmodel genoemd. Hierbij wordt de schuld van armoede bij de arme zelf gezocht. Een voorbeeld is dat armen andere normen en waarden hebben. De denkfout in deze benadering is dat mensen arm zijn en dat ze dat allemaal zijn.
Deze definities en enkele verklaringen zullen gebruikt worden in de column. Er zal worden ingegaan op de studenten van nu en de schaamte die zij ervaren omdat zij leven in zogenaamde “stille armoede”.
References
[1] Head, Brian. (2008). Wicked Problems in Public Policy. Public Policy. 3.
[2] Spicker, Paul. (2014). Social Policy: Theory and Practice.
[3] Alcock, Pete 2006. Understanding poverty.