I. Introductie
De jongere generatie inwoners van de Europese Unie leven gemiddeld langer en gezonder dan hun voorgangers, echter bestaan er grote sociaaleconomische gezondheidsverschillen tussen en binnen landen van de Europese Unie (Scholz, 2020). Volgens onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2020 zien we ook in Nederland gezondheidsverschillen en gezondheidsongelijkheid, zo geven laagopgeleiden vaker aan een slechte gezondheid te hebben dan hoogopgeleiden (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2020). Dit patroon zien we ook terug wanneer we kijken naar de gemiddelde levensverwachting van laag- en hoogopgeleide Nederlanders, volgens een rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek uit 2019 leven hoogopgeleide vrouwen circa vier jaar langer dan laagopgeleide vrouwen, bij de mannen was er zelfs een verschil van vijf jaar (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2019).
Volgens de World Health Organization is gezondheidsongelijkheid een van de meest relevante problemen van de 21e eeuw, daar komt bij dat in Europa iedere inwoner gelijke kansen zou moeten hebben wat gezondheid en zorg betreft (World Health Organization, 2022). De World Health Organization stelt ook dat sociale determinanten zoals inkomen of opleiding geen invloed zouden moeten hebben op de kans op het hebben van een goede gezondheid, echter zien we in de literatuur dat deze sociale determinanten juist een grote rol spelen in de kans op een goede gezondheid (World Health Organization, 2022; Feinstein, 1993; Wang & Geng, 2019).
Gezondheidsongelijkheid en gezondheidsverschillen zijn geen nieuwe onderwerpen in de sociale wetenschap, er is veel literatuur waarin gezondheidsongelijkheden en -verschillen op basis van sociaaleconomische status wordt bestudeerd (Adler & Ostrove, 1999; Feinstein, 1993). In dit literatuuronderzoek wordt er dieper ingegaan op de relatie tussen sociaaleconomische status en fysieke gezondheid en hoe deze relatie verklaard kan worden door de sociaaleconomische hulpbronnen: economisch en cultureel kapitaal. Er bestaat veel literatuur over economische hulpbronnen, economisch kapitaal wordt vaak gezien als de belangrijkste verklaring voor sociaaleconomische gezondheidsverschillen en -ongelijkheden, echter komt er steeds meer literatuur op over de invloed van cultureel kapitaal (Abel, 2008). In deze literatuurstudie ligt de nadruk op zowel economisch als cultureel kapitaal om erachter te komen hoe deze twee vormen van kapitaal sociaaleconomische gezondheidsverschillen en – ongelijkheden kunnen verklaren.
Ook zal deze literatuurreview voornamelijk de focus leggen op de Europese en Nederlandse context, dit omdat deze contexten ten opzichte van de Amerikaanse context nog relatief weinig zijn onderzocht (Blumenthal & Kagen, 2002).
Door het beantwoorden van de bovenstaande probleemstelling kan deze literatuurreview als een startpunt dienen voor beleidsmakers die het probleem van sociaaleconomische gezondheidsongelijkheid proberen op te lossen, omdat in deze literatuurreview de relatie tussen sociaaleconomische status en fysieke gezondheid wordt omschreven en omdat deze literatuurreview duidelijk zal maken welke rol cultureel en economisch kapitaal hierin spelen.
II. Sociaaleconomische status en fysieke gezondheid
IIa. De relatie tussen sociaaleconomische status (SES) en fysieke gezondheid
Er bestaat een positieve relatie tussen sociaaleconomische status en fysieke gezondheid (Adler & Ostrove, 1999; Präg, Mills & Wittek, 2016). Deze positieve relatie wordt ook wel ‘The Social Gradient in Health’ genoemd, dit houdt in dat een verbetering van de sociaaleconomische positie samenhangt met een verbetering van de gezondheid (Adler et al., 1994).
Echter, kunnen we niet spreken van een volledig directe invloed van sociaaleconomische status op fysieke gezondheid (Adler & Ostrove, 1999). We zien namelijk dat deze relatie vaak verklaard kan worden door verscheidene factoren die te maken hebben met sociaal-economische hulpbronnen, zoals levensstijl, financiële middelen en het type beroep wat iemand uitvoert (Clougherty, Souza & Cullen, 2010; Conti, Heckman & Urzua, 2010; Wang & Geng, 2019)
Een van de meest genoemde factoren die de relatie tussen sociaaleconomische status en fysieke gezondheid kan verklaren is de aanwezigheid of afwezigheid van sociaaleconomische hulpbronnen (Campbell, Marsden & Hurlbert, 1986). Deze hulpbronnen hangen sterk samen met de sociaaleconomische status en sociale afkomst van een persoon (Wilterdink, 2000). Daar komt bij dat individuele factoren, zoals levensstijl ook sterk beïnvloed kunnen worden door de aanwezigheid of afwezigheid van bepaalde sociaal-economische hulpbronnen.
IIb. Fundamental Cause Theory
Binnen de sociale wetenschap zien we verscheidene theorieën rondom de relatie tussen sociaaleconomische status, fysieke gezondheid en de rol van hulpbronnen, veel van deze theorieën en onderzoeken zijn gebaseerd of bouwen voort op de ‘Fundamental Cause Theory’ van Link en Phelan uit 1995 (Link & Phelan, 1995).
De Fundamental Cause Theory stelt dat er altijd een relatie tussen sociaaleconomische positie en gezondheid zal bestaan, ook in samenlevingen waar er mechanismen in werking zijn die gezondheid toegankelijker maken en de algemene gezondheid bevorderen (Link & Phelan, 1995). De relatie tussen sociaaleconomische status en gezondheid berust op de aanwezigheid of juist afwezigheid van hulpbronnen, deze hulpbronnen maken een goede fysieke gezondheid toegankelijk en maken het gemakkelijker om een goede gezondheid te behouden (Link & Phelan, 1995). Link en Phelan geven kennis, geld, prestige en sociale contacten als voorbeelden van mogelijke hulpbronnen (Link & Phelan, 1995). Volgens de Fundamental Cause Theory bezitten mensen met een hogere sociaaleconomische positie meer hulpbronnen dan mensen met een lagere sociaaleconomische positie en kunnen we dus stellen dat mensen met een hogere sociaaleconomische positie hun fysieke gezondheid kunnen bevorderen en behouden en dat mensen met een lagere sociaaleconomische status dit niet of minder gemakkelijk kunnen omdat zij een gebrek hebben aan hulpbronnen (Link & Phelan, 1995).
IIc. Sociaaleconomische hulpbronnen: economisch kapitaal en cultureel kapitaal
Link en Phelan (1995) geven een reeks voorbeelden van hulpbronnen, deze verschillende hulpbronnen kunnen vervolgens gecategoriseerd worden in verschillende categorieën.
Bourdieu onderscheidt deze hulpbronnen in drie verschillende soorten kapitaal: economisch, cultureel en sociaal (Bourdieu, 1986). Pierre Bourdieu stelt net als de Fundamental Cause Theory dat mensen met verschillende sociale posities van elkaar verschillen, omdat zij verschillen in hun bezit van hulpbronnen (Bourdieu, 1986; Link & Phelan, 1995).
In deze literatuurstudie ligt de focus op specifiek culturele en economische hulpbronnen, sociale hulpbronnen zijn achterwege gelaten, omdat sociaal kapitaal minder dominant is in de literatuur over sociaal-economische gezondheid en fysieke gezondheid.
Economisch kapitaal verwijst naar materiële middelen die rechtstreeks kunnen worden getransformeerd naar geld of geïnstitutionaliseerd kunnen worden in de vorm van eigendomsrechten (Bourdieu, 1986). In de context van fysieke gezondheid wordt economisch kapitaal beschouwd als alle vormen van materiële middelen die ingezet kunnen worden om een goede fysieke gezondheid te verwerven of te behouden (Lievens & Pinxten, 2014).
Cultureel kapitaal kan volgens Bourdieu drie verschillende vormen aannemen: belichaamd, objectief en geïnstitutionaliseerd (Bourdieu, 1986). Cultureel kapitaal in de geïnstitutionaliseerde vorm verwijst voornamelijk naar opleidingsniveau, de objectieve vorm betreft het bezit van culturele goederen en de belichaamde vorm verwijst naar de waarden, vaardigheden, kennis en smaak van mensen (Lievens & Pinxten, 2014). In de context van gezondheid wordt er voornamelijk aandacht besteed aan geïnstitutionaliseerd en belichaamd cultureel kapitaal (Lievens & Pinxten, 2014).
Om een goede fysieke gezondheid te verkrijgen of te behouden kunnen deze hulpbronnen noodzakelijk zijn, de afwezigheid van deze hulpbronnen kan er voor zorgen dat het lastiger is om een goede fysieke gezondheid te verwerven of om een goede gezondheid te behouden (Adler, 1994). Een hoge(re) sociaaleconomische status gaat dan ook gepaard met het hebben van meer voordelige hulpbronnen (Lievens & Pinxten, 2014).
III. Economisch Kapitaal
IIIa. Economisch kapitaal en fysieke gezondheidsverschillen en -ongelijkheden.
Wanneer we kijken naar literatuur en theorieën over sociaaleconomische status en gezondheid, zien we dat gezondheidsverschillen en -ongelijkheden vaak worden toegekend aan een ongelijke verdeling van economisch kapitaal (Theodossiou & Zangelidis, 2009). Mensen met een lagere sociaaleconomische positie bezitten vaak minder van deze economische hulpbronnen, omdat zij vaker een laag opleidingsniveau hebben en slechtere betaalde beroepen uitoefenen (Broer, Bai & Fonseca, 2019). Voor mensen met een hogere sociaaleconomische status geldt het omgekeerde, zij zijn vaker hoogopgeleid en hebben een goed betaalde baan, waardoor zij meer van deze economische hulpbronnen bezitten (Broer, Bai & Fonseca, 2019)
Er zijn meerdere factoren die kunnen bijdragen aan een goede fysieke gezondheid, in de literatuur zien we voornamelijk onderzoek over levensstijl en de preventie en genezing van gezondheidsproblemen door professionele zorg (Hawks, Reczek & Sample, 2017; ). Het hebben van voldoende economische hulpbronnen maakt een goede fysieke gezondheid toegankelijker en zorgt er voor dat een goede fysieke gezondheid ook behouden kan worden (Theodossiou & Zangelidis, 2009). In deze literatuurstudie ligt de focus op voeding, een belangrijk onderdeel van een gezonde levensstijl, en professionele zorg.
De aanwezigheid of afwezigheid van voldoende economisch kapitaal kan de levensstijl in grote mate beïnvloeden, vooral op het gebied van voeding en voedingskeuzen zien we dat economische hulpmiddelen een grote rol spelen (Hawks, Reczek & Sample, 2017; Pechey & Monsivais, 2016). We zien dat mensen met lagere inkomens vaak het idee hebben dat gezonde voeding te duur is of in ieder geval duurder is dan ongezonde voeding (Daniel, 2020; Kettings, Sinclair & Voevodin, 2009). In plaats van dat zij voedingskeuzes maken op basis van gezondheidsredenen, blijkt uit onderzoek dat zij vaker kiezen voor voedingsproducten die rijker zijn in calorieën en dus eerder een verzadigingsgevoel afgeven en lang houdbaar zijn (Daniel, 2020; Kettings, Sinclair & Voevodin, 2009). Mensen met een lagere sociaaleconomische positie zijn zich vaak wel bewust van wat een gezonde levensstijl inhoudt, maar hebben de economische middelen niet om dit te bekostigen (Daniel, 2020). Voor mensen met een hogere sociaaleconomische positie is gezonde voeding een stuk toegankelijker, zij hebben immers voldoende economische hulpmiddelen tot hun beschikking en maken hun voedingskeuzes vaker op basis van gezondheidsredenen, persoonlijke voorkeur en minder op basis van efficiëntie en kostenbesparing (Pechey & Monsivais, 2016).
IIIb. Economisch kapitaal en de opportunity costs van gezondheid
Een andere factor die invloed heeft op fysieke gezondheid, zoals professionele zorg, betreft een minder directe relatie tussen economische hulpmiddelen en fysieke gezondheid.
In de literatuur komt naar voren dat mensen met een lagere sociaaleconomische positie minder vaak gebruik maken van professionele zorg, omdat zij hier de economische middelen niet voor hebben (Lazar & Davenport, 2018). Dit mechanisme is echter enkel van belang in contexten waarin er geen sociaal vangnet of beleid is op het gebied van zorg, om deze reden is dit argument minder toepasbaar op een Nederlandse context waarin professionele zorg door sociaal beleid toegankelijk is voor zowel mensen met een hoge als lage sociaaleconomische status (Lazar & Davenport, 2018).
Dit betekent echter niet dat er helemaal geen kosten verbonden zijn aan professionele zorg, ‘opportunity costs’ kunnen namelijk wel een rol spelen, opportunity costs zijn kosten die iemand maakt, omdat hij/zij door een bepaalde keuze alternatieve verdiensten misloopt (Hamad, Modrek & Cullen, 2016). Deze opportunity costs zullen voornamelijk een grote rol spelen voor mensen met een lagere sociaaleconomische status, deze mensen hebben vaker te maken met onzekerheden op het gebied van werk, zo hebben zij vaker nul-uren contracten en minder vaak een vast contract met vaste uren (Hamad, Modrek & Cullen, 2016). Door gebruik te maken van professionele zorg, lopen zij verdiensten van hun werk mis omdat doktersconsulten en ziekenhuisafspraken vaak onder werktijd plaatsvinden (Hamad, Modrek & Cullen, 2016). Om deze reden zullen mensen met een lagere sociaaleconomische status eerder professionele zorg mijden, voor mensen met een hogere sociaaleconomische status hebben voldoende economische hulpmiddelen hebben om zich deze ‘opportunity costs’ te veroorloven (Hamad, Modrek & Cullen, 2016).
IV. Cultureel kapitaal
IVa. Cultureel kapitaal en fysieke gezondheidsverschillen en -ongelijkheden.
We zien in de literatuur steeds meer aandacht voor culturele hulpbronnen als verklaring voor sociaaleconomische gezondheidsverschillen en -ongelijkheden tussen mensen (Abel, 2008; Hashemi, Sebar & Harris, 2018; Lievens & Pinxten, 2014). Culturele hulpbronnen zijn helemaal relevant wanneer we kijken naar moderne samenlevingen met sociale beleidsvoering, in deze samenlevingen zien we namelijk dat gezondheidsverschillen en – ongelijkheden blijven bestaan, ondanks een gelijkere verdeling van economische hulpbronnen (Mackenbach, 2012). Cultureel kapitaal en culturele hulpbronnen kunnen fysieke gezondheid beïnvloeden via de drie verschillende vormen van cultureel kapitaal: belichaamd, objectief en geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal (Hashemi, Sebar & Harris, 2018). Verschillen in cultureel kapitaal zorgen dus ook voor verschillen en ongelijkheden in gezondheid tussen mensen met verschillende sociaaleconomische posities (Lievens & Pinxten, 2014).
De invloed van cultureel kapitaal op fysieke gezondheid wordt voornamelijk beschreven aan de hand van belichaamd cultureel kapitaal (Abel, 2008; Hashemi, Sebar & Harris, 2018; Lievens & Pinxten, 2014). Belichaamd cultureel kapitaal wordt voornamelijk gekoppeld aan enerzijds (voldoende) kennis over gezondheid en een gezonde levensstijl en anderzijds het hechten van waarde aan een goede fysieke gezondheid (Abel, 2008; Hashemi, Sebar & Harris, 2018). Onderzoek wijst uit dat mensen met een hogere sociaaleconomische status inderdaad ook vaker beschikken over de juiste kennis over een gezonde levensstijl en meer waarde hechten aan gezondheid dan mensen met een lagere sociaaleconomische status (Lievens & Pinxten, 2014). Deze kennis en waarden kunnen vervolgens direct toegepast worden op de levensstijl van een persoon, in de literatuur zien we vooral voorbeelden over voeding (Fard, Morales, Mejova & Schifanella, 2021; Smith & Owen, 1992). Dit specifieke belichaamd kapitaal hangt sterk samen met geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal, ofwel opleiding, omdat een hoger opleidingsniveau de kennis over gezonde voeding en een gezonde levensstijl kan bevorderen (Fard, Morales, Mejova & Schifanella, 2021). Op het gebied van voeding zien we vervolgens dat een lager opleidingsniveau vaker gepaard gaat met een ongezonder dieet wat hoog is in vetten, terwijl een hoger opleidingsniveau vaker gepaard gaat met een gezond en divers dieet wat rijk is aan eiwitten en vitaminen (Giskes, van Lenthe, Brug, & Mackenbach, 2004; Fard, Morales, Mejova & Schifanella, 2021; Smith & Owen, 1992).
Objectief cultureel kapitaal speelt een aanzienlijk minder grote rol vergeleken met belichaamd en geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal (Abel, 2008; Hashemi, Sebar & Harris, 2018). Het is echter niet het geval dat objectief kapitaal helemaal geen invloed kan hebben op fysieke gezondheid, zo kan objectief cultureel kapitaal in de vorm van gezondheids- en voedingsboeken of een goede internettoegang leiden tot betere gezondheidskeuzes. Objectief cultureel kapitaal is net als de overige vormen van kapitaal vaker in hogere mate aanwezig is bij mensen met een hogere sociaaleconomische status (Abel, 2008).
V. Conclusie en discussie
Va. Samenvatting en conclusie
De literatuur beschrijft verschillende mechanismen die sociaaleconomische gezondheidsverschillen en -ongelijkheden kunnen verklaren. ‘Fundamental Cause Theory’ is een overkoepelende theorie die stelt dat er een oneerlijke verdeling is van hulpbronnen die gebruikt kunnen worden om een goede fysieke gezondheid te verwerven of te behouden (Link & Phelan, 1995). Volgens de ‘Social Gradient in Health’ theorie hebben mensen met een hogere sociaaleconomische positie hebben toegang tot meer van deze hulpbronnen vergeleken met mensen met een lagere sociaaleconomische positie (Theodossiou & Zangelidis, 2009). Deze hulpbronnen kunnen zowel cultureel als economisch zijn (Bourdieu, 1986).
In het kort, kunnen economische hulpbronnen zowel direct als indirect invloed hebben op fysieke gezondheid. Economisch kapitaal heeft direct invloed op levensstijl, en levensstijl beïnvloedt vervolgens de fysieke gezondheid (Hashemi, Sebar & Harris, 2018; Lievens & Pinxten, 2014) Aan de andere kant zien we dat economische hulpbronnen indirect invloed
hebben op fysieke gezondheid doordat zij de mogelijkheid bieden om de ‘opportunity costs’ van gezondheid wel of niet te kunnen veroorloven, bijvoorbeeld in het geval van professionele zorg (Hamad, Modrek & Cullen, 2016). Cultureel kapitaal heeft voornamelijk invloed op levensstijl, doordat cultureel kapitaal bestaat uit kennis en waarden (Hashemi, Sebar & Harris, 2018; Lievens & Pinxten, 2014).
In conclusie, kunnen we stellen dat een hogere sociaaleconomische positie samenhangt met en betere fysieke gezondheid, omdat cultureel en economisch kapitaal het verwerven en behouden van een fysieke gezondheid gemakkelijker maken.
Uit deze literatuurstudie is gebleken dat culturele hulpbronnen in sommige gevallen relevanter zijn dan economische hulpbronnen, vooral in een Nederlandse context waar er veel sociale beleidsvoering is rondom zorg. We zien ook dat mensen met een lagere sociaaleconomische status een gebrek hebben aan kennis en over een gezonde levensstijl en hier minder waarde aan hechten, om deze reden zouden gemeenten campagnes en bijeenkomsten kunnen organiseren die inwoners meer leren over goede voeding en het belang van bewegen. Dit zou ook op het lager onderwijs gestimuleerd kunnen worden, waardoor kinderen met ouders met een lagere sociaaleconomische status een inhaalslag kunnen maken wat cultureel kapitaal omtrent gezondheid betreft.
Vb. Discussie en aanbevelingen
Deze literatuurstudie heeft limitaties die kunnen dienen als een startpunt voor toekomstig onderzoek, zo is gezondheid in deze literatuurstudie gedefinieerd als ‘fysiek’, terwijl gezondheid ook een ‘mentaal’ aspect heeft, toekomstig onderzoek kan ingaan op de relatie tussen sociaaleconomische status, hulpbronnen en mentale gezondheid. Daar komt bij dat in deze literatuurstudie er enkel is gekeken naar economisch en cultureel kapitaal, sociaal kapitaal is achterwege gelaten terwijl sociale hulpbronnen wel degelijk invloed kunnen hebben op de gezondheid van een persoon (Abel, 2008). Een ander limitatie is dat economisch en cultureel kapitaal als twee onafhankelijke hulpbronnen zijn behandeld, dit is niet optimaal omdat deze twee soorten kapitaal met elkaar verbonden zijn (Abel, 2008). Nieuw onderzoek kan verder ingaan op de verbondenheid van sociaal, cultureel en economisch kapitaal.
Een laatste limitatie van dit onderzoek betreft het gebruik van veel literatuur over een niet Nederlandse context. Literatuur rondom sociaaleconomische status en fysieke gezondheid binnen Nederland is relatief schaars. Om deze reden is er uitgeweken naar literatuur over andere context, zoals die van de Verenigde Staten. Om deze reden moet er dan ook rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat de in deze literatuuronderzoek genoemde mechanismen een afwijkende werking hebben voor een Nederlandse context.
Referenties:
Abel, T. (2008). Cultural capital and social inequality in health. Journal of Epidemiology & Community Health, 62(13), 1-4.
Adler, N. E., & Ostrove, J. M. (1999). Socioeconomic status and health: what we know and what we don’t. Annals of the New York academy of Sciences, 896(1), 3-15.
Adler, N. E., Boyce, T., Chesney, M. A., Cohen, S., Folkman, S., Kahn, R. L., & Syme, S. L. (1994). Socioeconomic status and health. The challenge of the gradient. The American psychologist, 49(1), 15–24.
Blumenthal, S. J., & Kagen, J. (2002). The effects of socioeconomic status on health in rural and urban America. Jama, 287(1), 109-109.
Broer, M., Bai, Y., & Fonseca, F. (2019). A review of the literature on socioeconomic status and educational achievement. Socioeconomic inequality and educational outcomes, 5, 7-17.
Bourdieu, P. (1986) The forms of capital. In J, Richardson (Ed.), Handbook of Theory and Research for the Sociology of Education (pp. 241–258). Geraadpleegd op: https://home.iitk.ac.in/~amman/soc748/bourdieu_forms_of_capital.pdf
Campbell, K. E., Marsden, P. V., & Hurlbert, J. S. (1986). Social resources and socioeconomic status. Social networks, 8(1), 97-117.
Centraal Bureau voor de Statistiek. (2019). Verschil levensverwachting hoog- en laagopgeleid groeit. Geraadpleegd op: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/33/verschil levensverwachting-hoog-en-laagopgeleid-groeit
Clougherty, J. E., Souza, K., & Cullen, M. R. (2010). Work and its role in shaping the social gradient in health. Annals of the New York Academy of Sciences, 1186(1), 102-124.
Conti, G., Heckman, J., & Urzua, S. (2010). The education-health gradient. American economic review, 100(2), 234-38.
Daniel, C. (2020). Is healthy eating too expensive?: How low-income parents evaluate the cost of food. Social Science & Medicine, 248, 1-21.
Fard, N. A., Morales, G. D. F., Mejova, Y., & Schifanella, R. (2021). On the interplay between educational attainment and nutrition: a spatially-aware perspective. EPJ Data Science, 10(18), 1-21.
Feinstein, J. S. (1993). The relationship between socioeconomic status and health: a review of the literature. The Milbank Quarterly, 71(2), 279-322.
Giskes, K., van Lenthe, F., Brug, H. J., & Mackenbach, J. (2004). Dietary intakes of adults in the Netherlands by childhood and adulthood socioeconomic position. European journal of clinical nutrition, 58(6), 871-880.
Hamad, R., Modrek, S., & Cullen, M. R. (2016). The Effects of Job Insecurity on Health Care Utilization: Findings from a Panel of U.S. Workers. Health services research, 51(3), 1052– 1073.
Hashemi, N., Sebar, B., & Harris, N. (2018). The relationship between cultural capital and lifestyle health behaviours in young people: a systematic review. Public health, 164, 57-67.
Haws, K. L., Reczek, R. W., & Sample, K. L. (2017). Healthy diets make empty wallets: The healthy expensive intuition. Journal of Consumer Research, 43(6), 992-1007.
Kettings, C., Sinclair, A. J., & Voevodin, M. (2009). A healthy diet consistent with Australian health recommendations is too expensive for welfare‐dependent families. Australian and New Zealand journal of public health, 33(6), 566-572.
Lazar, M., & Davenport, L. (2018). Barriers to Health Care Access for Low Income Families: A Review of Literature. Journal of community health nursing, 35(1), 28–37.
Lievens, J., & Pinxten, W. (2014). The importance of economic, social and cultural capital in understanding health inequalities: using a Bourdieu-based approach in research on physical andmental health perceptions. Sociology of Health & Illness 36(7), 1095-1110.
Link, B. G., & Phelan, J. (1995). Social Conditions As Fundamental Causes of Disease. Journal of Health and Social Behavior, 80-94.
Mackenbach, J. P. (2012). The persistence of health inequalities in modern welfare states: the explanation of a paradox. Social science & medicine, 75(4), 761-769.
Pechey, R., & Monsivais, P. (2016). Socioeconomic inequalities in the healthiness of food choices: Exploring the contributions of food expenditures. Preventive medicine, 88, 203-209.
Präg, P., Mills, M. C., & Wittek, R. (2016). Subjective socioeconomic status and health in cross-national comparison. Social Science & Medicine, 149, 84-92
Scholz, N. (2020). Addressing health inequalities in the European Union: Concepts, action, state of play. An in-depth analysis. Geraadpleegd op: https://www.europarl.europa.eu/thinktank/en/document/EPRS_IDA(2020)646182
Smith, A., & Owen, N. (1992). Associations of social status and health-related beliefs with dietary fat and fiber densities. Preventive Medicine 21(6), 735-745.
Sociaal en Cultureel Planbureau. (2020). De sociale staat van Nederland: Gezondheid.Geraadpleegd op: https://digitaal.scp.nl/ssn2020/gezondheid/
Theodossiou, I., & Zangelidis, A. (2009). The social gradient in health: The effect of absolute income and subjective social status assessment on the individual’s health in Europe. Economics & Human Biology, 7(2), 229-237.
Wang, J., & Geng, L. (2019). Effects of socioeconomic status on physical and psychological health: lifestyle as a mediator. International journal of environmental research and public health, 16(2), 281.
Wilterdink, N. (2000). De ontwikkeling van sociaal-economische ongelijkheid in de wereld. Evolutionaire trends en mechanismen. Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 27(1-2), 164- 198.
World Health Organization. (2022). Social determinants of health. Geraadpleegd op: https://www.who.int/health-topics/social-determinants-of-health#tab=tab_1